Beeld: Joost Hoving
Publicatiedatum: September 2025
Martijn loopt als trainee drie keer acht maanden mee bij verschillende waterschappen. Hij werkte onder meer aan een opdracht over innovatie bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en dook bij het Hoogheemraadschap van Delfland in een onderwerp dat hem na aan het hart ligt: de impact van klimaatverandering op het dagelijks onderhoud.
Wat heb je onderzocht?
‘De invloed van klimaatverandering op onderhoudswerkzaamheden bij waterschappen, nu en in de toekomst. Denk aan baggeren en het maaien van watergangen en waterkeringen. Dat lijkt misschien saai, maar dit is precies waar de veranderingen nu al pijn doen. Via interviews en een enquête onder waterschappers verzamelde ik praktijkvoorbeelden. Daarnaast heb ik gekeken naar de KNMI-klimaatscenario’s voor de komende 75 jaar. Die voorspellen nattere winters, hetere zomers en langere groeiseizoenen. Allemaal zaken die direct raken aan onderhoud.’
Wat zijn de grootste problemen?
‘De huidige weersextremen worden de nieuwe norm. Als je bedenkt dat waterschappen nu al tegen problemen aanlopen, kun je je voorstellen dat dit in de toekomst alleen maar meer wordt. Waar we nu nog zeggen: ‘Ach, een lastig jaar’, is dat straks misschien elk jaar zo. Dan moet je echt anders gaan werken. Mijn belangrijkste aanbeveling is daarom: plan flexibeler. Geef ruimte aan maatwerk per seizoen of gebied. Nu ligt veel vast, ook door ecologische regels. Maar als het broedseizoen eerder begint en het groeiseizoen langer duurt, dan moet je met elkaar opnieuw kijken naar wat haalbaar is. Wellicht moeten maaiwerkzaamheden meer over het jaar verspreid worden en kan er niet meer gebaggerd worden in de zomermaanden, om zuurstofloosheid te voorkomen.’
Waterschappen houden daar nog te weinig rekening mee?
Onderhoud krijgt niet binnen alle klimaatadaptatieprogramma’s evenveel aandacht. Terwijl het juist daar elke dag voelbaar is. De mensen die ik sprak, herkennen de problemen. Maar ik merk ook: er is veel drukte, veel werk, en het gevoel dat het nu toch nog steeds lukt. Dus verandert er weinig. Dat begrijp ik, maar het is riskant. Want als je pas gaat aanpassen als het écht niet meer lukt, ben je te laat.’
Wat is er nodig om wél te kunnen aanpassen?
‘Meer ruimte om te experimenteren. Om het watersysteem toekomstbestendig te houden, is vernieuwing nodig. En dat vraagt niet alleen om meer tijd en budget voor innovatie, maar ook om tijd en lef om te experimenteren. Er zijn aannemers die werken met lichter materieel en waterschappen die experimenteren met drones voor inspectie. Maar het zijn vaak losse pilots. Maak daar iets structureels van. En leer van anderen. Veel waterschappen en andere beheerders lopen tegen dezelfde uitdagingen aan. Door kennis en ervaringen te delen, leren we van elkaar en voorkomen we dubbel werk. Natuurmonumenten gebruikt bijvoorbeeld hoovercrafts voor werkzaamheden in drassige gebieden, misschien is dat ook een oplossing voor natte dijken. Zulke kennisuitwisseling kan veel opleveren.’
Je pleit ook voor meer datagedreven werken. Waarom?
‘Omdat er verrassend weinig inzicht is in de samenhang tussen klimaatverandering en onderhoud. Onderhoudsdata zijn versnipperd, niet herbruikbaar of verdwijnen zodra een project is afgerond. En soms zijn ze er helemaal niet. Daardoor kun je slecht terugkijken en nauwelijks leren. Terwijl we die data keihard nodig hebben om te kunnen voorspellen en plannen. Als je weet dat je in een hete zomer tien dagen niet kunt maaien, kun je daar vooraf rekening mee houden. Delfland werkt nu aan een systeem waarin alle data samenkomen. Dat is een goede stap, maar het moet echt sectorbreed.’

Je pleit ook voor meer datagedreven werken. Waarom?
‘Dat er meer bewustzijn komt voor het effect van het veranderende klimaat op onderhoud. Ik zie dat er al goede stappen worden gezet, maar het mag ambitieuzer. Je hoeft niet alles om te gooien, maar wél onder ogen zien dat het anders moet. En dat begint bij bewustwording: dat het niet vanzelf goed blijft gaan. Juist omdat ik nu trainee ben, kan ik die spiegel voorhouden. Hopelijk worden mijn aanbevelingen opgepakt.’
Klik hier om het onderzoek van Martijn te lezen.